Ordeningsprincipe
Eerste ordeningsprincipe was een obstakelvrije verkeersruimte van 3,50 meter breed, vanwege de bestaande bomen. In de verkeersruimte liggen de karrensporen een meter uit elkaar. De sporen zijn gemarkeerd door een rij klinkers in een afwijkende kleur waardoor zij visuele ondersteuning bieden aan de ‘rijbaan’. Tweede ordeningsprincipe was het werken met objectenzones, waar alle ‘obstakels’, zoals parkeervakken, bomen, fietsenstallingen, verlichting en straatmeubilair moesten komen.
Herkenbare inrichting
Met deze uitgangspunten als principe-inrichting is een heldere en herkenbare profilering van de openbare ruimte ontstaan. Het gebied straalt eenheid en rust uit. De gebakken materialen, de kleurstelling en kwaliteitsniveau van het straatmeubilair zijn in overeenstemming met het karakter van het centrum, de historische Markt en de groene parels rondom. Ook door de bestrating zijn de begin- en eindpunten van het kernwinkelgebied herkenbaar ingericht.